Alumnus Roxanne Cipers

Roxanne Cipers, een oud student van Open Hoge Onderwijs, en voormalig stewardess, beschrijft haar opleiding als een reis van zelfontdekking, een avontuur dat nog steeds voortduurt.

Docent Gerda Vanwijck op stap – leestijd 14 min.

Geen zin of tijd om dit lange – maar zeer interessante – artikel te lezen? Lees hier dan de 4 korte vragen die we Roxanne stelden.

Tijdens een grillige aprildag trek ik naar Hasselt. Ondanks het herfstachtige weer doet de sfeer bij Creneau , waar Roxanne werkt, me meteen opfleuren. Roxanne is een oud student van de Open Hoge School en een voormalige stewardess. Haar stralende persoonlijkheid brengt zon in de vergaderruimte, terwijl Billie, haar vrolijke hond, die ze overal mag meenemen kwispelend haar rondjes maakt. Inmiddels is Billie uitgegroeid tot de onofficiële mascotte van Creneau.

Roxanne vertelt vol enthousiasme over haar leven na de middelbare school, de beslissingen die ze heeft genomen en de toewijding die ze heeft getoond, en die uiteindelijk veel groter bleek te zijn dan ze had verwacht. Voor haar was de opleiding een reis van zelfontdekking, een avontuur dat nog steeds voortduurt.

Website Roxanne Cipers

Unrealised

Gerda: “Waarom ben je gaan studeren aan de Open Hogeschool (OHO)?”

Roxanne: “OHO is een opleiding die wordt aanbevolen aan mensen die al verder gevorderd zijn in hun leven en die al een baan hebben. Bij mij is het echter anders gelopen. Ik ben in het middelbaar afgestudeerd als een voorbeeldige student met hoge cijfers. Het was dan ook altijd vanzelfsprekend dat ik zou gaan verder studeren aan de universiteit. Maar door omstandigheden is dat anders gelopen en ben ik gaan werken. Ik heb toen meegedaan aan de sollicitaties voor stewardess, ook al was ik nooit van plan om stewardess te worden.

Er waren veel selectieproeven en kandidaten, en steeds vielen er mensen af, tot ik samen met enkele anderen nog overbleef, en plotseling was ik stewardess! Het was verwarrend, die eerste jaren waren best moeilijk. Ik heb daardoor wel heel veel geleerd, gezien en gereisd, maar ondanks dat ik een goede job had, was ik nog steeds vastberaden om verder te gaan studeren. In een “serieuze” richting zoals rechten bijvoorbeeld. Maar ik bedacht me dat ik als 18-jarige snotneus, zonder diploma al een goede job had, dus als ik nu zou gaan studeren, kon ik net zo goed iets kiezen wat ik echt graag wou doen. Ik dacht aan architectuur, interieur of design en begon te zoeken. Tijdens een opendeur dag vroeg ik aan Wim Valvekens (opleidingshoofd) of het diploma van OHO gelijkwaardig was aan dat van de dagopleiding, omdat ik daar in het begin mijn twijfels over had. Wim legde dat goed uit en het bleek de enige manier te zijn om studeren te combineren met mijn baan, die ik wel wilde houden aangezien ik op mijn eigen benen stond. Nu ben ik blij dat ik kan ik zeggen dat Wim absoluut gelijk had: het niveau van OHO is gelijkwaardig aan dat van de dagopleiding.”

‘Ik heb tijdens nachtvluchten en in hotels in zowat alle landen gestudeerd!’

Roxanne Cipers

Gerda: “Ben je je na dat gesprek met Wim dan meteen gaan inschrijven?

Roxanne: “Er waren intakegesprekken nodig als je OHO wilde volgen, maar ik kon eerst moeilijk een datum vinden omdat ik altijd aan het vliegen was. En ik was eigenlijk ook nog jong, ik vloog nog geen twee jaar en werkte fulltime, ik kon nog geen loopbaanonderbreking opnemen. Maar ik kon ook niet langer wachten. Ik heb toen, en dat ging wel, al enkele theorievakken opgenomen zodat ik die al kon studeren, want als ik 100% vloog kon ik onmogelijk de theorielessen op de campus volgen. Wanneer het rustig was tijdens een nachtvlucht, tussen vluchten door op de luchthaven of in op hotel, zat ik met mijn neus in de boeken. Ik deed lange-afstand vluchten en zo heb ik overal gestudeerd, in India, Amerika of Afrika. Elk vrij moment was ik bezig met mijn cursussen.”

Gerda: “En had je dan geen last van jetlags?”

Roxanne: “Jazeker, het was echt pittig en vermoeiend. Het eerste semester twijfelde ik toch of dit wel het juiste was. Maquettes maken bijvoorbeeld, voelde in het begin als maar wat knutselen, ik zag er nog niet meteen het nut van in. Ik wist wel dat ik creatief was aangelegd, maar ik wou wel iets “serieus” doen. Na de eerste jury besefte ik wel dat ik echt ergens mijn tanden in kon zetten, ik kon mijn visie en ontwerp op mijn eigen manier presenteren, en mijn eigen visuele taal creëren. Dat vond ik zo boeiend. Ik herinner me nog dat ik alles tot in de kleinste details uitwerkte en absoluut niets aan het toeval overliet. Dat werd positief beoordeeld en motiveerde mij nog meer. Ik stelde bepaalde verwachtingen van mezelf, en die verschoven ook telkens hoger. Ik wilde telkens mijn grenzen verleggen, waardoor ik ook veel druk op mezelf legde. Soms verloor ik mij compleet in de diepgang van opdrachten.”

Gerda: “Ben je dat blijven combineren met je werk? Want vooral dat laatste jaar moet toch pittig zijn geweest?”

Roxanne: “Ja, in dat laatste jaar wilde ik absoluut stagelopen, dat was niet verplicht, maar ik zag daar echt wel de meerwaarde van in. Het was best moeilijk om te combineren met de onregelmatige uren van mijn werk, maar ik wilde die stage zo graag doen dat ik uiteindelijk de keuze maakte om 3 maanden onbetaald verlof te nemen. De stage was hier bij Creneau, waar ze me al snel vroegen of ik hier wou blijven en afscheid te nemen van de luchtvaart. Uiteindelijk heb ik mijn werkverlof kunnen verlengen tot het einde van het jaar en zo mijn job bij Creneau kunnen combineren met de opleiding en met mijn eindwerk. Dat was een heftig jaar, want ik ging voluit voor mijn bachelorproef maar had nu ook een nieuwe baan waar ik me wilde bewijzen. Toen was ik wel met de randjes aan het flirten.”

 

Gerda: “Dat kan ik geloven, het was wel allemaal erg veel voor je afstudeerjaar?”

Roxanne: “Ja echt wel. Bovendien hadden we ook een jury over je eigen huisstijl, (logo e.d.) Dat was niet verplicht voor mensen die stageliepen, maar dat was echt mijn ding, dus heb ik dat er ook bij genomen. Ik ging naar drukkerijen om papier te kiezen en om drukproeven te laten maken, ik heb zakjes laten maken, kaartjes, zeildoeken…. Ik vond dat geweldig.”

Gerda: “Dat lig je ook wel, dat grafische, ik zag dat ook op je website www.roxett.be

Roxanne: “Ja, die website moet ik nog eens aanpassen, ik ben daar niet meer zo tevreden over. Maar sowieso het creëren, het designen, een verhaal vormen en dat op een bepaalde manier kunnen overbrengen vind ik boeiend. Of dat nu voor interieur, design of mode is, ik vind dat allemaal interessant: een verhaal creëren en het overbrengen. Als ik niet meer hoefde te werken, zou ik me nu inschrijven aan de modeacademie.

Maar tijdens die vier jaar opleiding heb ik ook objectdesign gedaan, een vak dat Johan Walraevens en Jeff Rutten gaven. Dat was ook weer zo mijn ding. Want een object op ware grootte kan je zo in detail uitwerken. En je kon ook prototypes maken. Het feit dat je iets creëert en ook meteen tastbaar voor je ziet is zo leuk. Ik heb nog zoveel schetsen van ontwerpen klaarliggen die ik zelf nog zou willen uitwerken.”

Gerda: “Ik vroeg me af of je naast je werk hier bij Creneau nog andere dingen doet?”

Roxanne: “Ja, ik ben ook meteen als zelfstandige in bijberoep gestart omdat ik al een aanvraag had voor een opdracht. Ik had gedacht na mijn studies terug wat vrije tijd te hebben in weekends die 4 jaar studeren ging elk vrij moment naar school. Maar die vrije tijd is meteen naar eigen opdrachten gegaan. Ik werk aan interieurprojecten, meer residentiele projecten, zoals een loft voor een gezin. En daarnaast doe ik nog marketingonderzoek. Ik ben ook in opdrachten gerold voor bedrijven die meer op marketing- en strategisch niveau zijn.

‘Je hoeft niet altijd alles te weten om een ander iets bij te brengen.’

Gerda: “Dat is weer een hele andere tak, marketing? Hoe zag jij dat?”

Roxanne: “Eigenlijk is dat ook grafische storytelling, de structuur van het bedrijf bekijken en hoe dat overkomt bij het publiek. Die interesse is er gekomen door Orac Decor (die sierlijsten maakt), die zochten jonge designers om producten te ontwerpen en op de markt te brengen. We leerden elkaar kennen en ze vroegen of ik als jonge ontwerper niet mijn visie op hun bedrijf wilde komen brengen. Ik heb de tijd genomen om een hele workshop voor te bereiden. Want dat was allemaal heel serieus voor een board van bestuursleden van dat bedrijf, waarvoor ze een hele dag hadden georganiseerd.

Ik vind dat erg interessant, want het is uiteindelijk ook zoeken naar een concept, iets creëren en naar buiten brengen en proberen te sturen: hoe wil je dat de mensen jouw merk percipiëren. Dat heb ik proberen te doen voor dit bedrijf. Daarna heb ik nog workshops gegeven over brand personality en echt uitgedokterd wat dat eigenlijk is en hoe ver dat gaat. Dus stel dat een bepaald merk een persoon zou zijn, wat zou die graag eten, waar zou die naar toe reizen? Ik heb hen ook geholpen met een nieuw brandbook uit te schrijven, dat is echt omvangrijk voor een bedrijf van dat formaat.

Ik gaf dus als outsider mijn analytische perceptie aan mensen die daar al jaren inzaten, wat ik heel spannend vond, maar ze bleken er heel veel aan te hebben gehad. Zo zie je maar dat je niet altijd alles moet weten om iets bij te brengen. Soms is gewoon een andere visie of frisse perceptie hebben al heel waardevol.

En ik vind dat allemaal boeiend want zulke dingen dagen mij uit. Maar ik had ook wel last van het impostor syndrome. Ik vroeg me af wie ben ik om het hier te komen vertellen aan die bestuursleden, maar uiteindelijk is dat heel goed gegaan, ze hebben me toen zelfs een baan aangeboden, zo zie je maar…

Gerda: “Wel slim van dat bedrijf om een jong iemand naar zijn perceptie van het bedrijf te vragen. Doe je dat marketingluik hier ook bij Creneau?”

 

Roxanne: “Ja, dat grafisch ontwerpen en dat marketingonderdeel komt hier ook soms aan bod. Mijn functie hier is interieur- en conceptdesigner. We zijn hier wel heel vrij, iedereen werkt hier op zijn manier. Ik moest in het begin nog een beetje zoeken, want waar ik vandaan kom, uit de luchtvaart, daar was er voor alles een procedure. Die vrijheid hier is wel goed maar dat brengt ook wel een zekere chaos met zich mee.

We kunnen voorstellen om bij het interieurontwerp ook de branding te doen, het logo ontwerpen, dan kan dat, en we werken ook met freelance grafici. Maar het moet vaak snel gaan. En dat is soms een intern gevecht met mezelf, want ontwerpen is voor mij iets dat vanuit het hart komt, het vindt zijn basis in emotie, maar je moet het uiteindelijk ook loslaten.”

 

Gerda: “Ja, en misschien moet je al eens alles uitwissen omdat de klant het niet goed vindt?”

Roxanne: “Dat mensen het af en toe niet mooi of goed vinden, dat snap ik, en dat is oké. Daar wil ik me niet te zeer aan vasthouden, ontwerpen is een proces en daar horen aanpassingen bij om tot het beste resultaat te komen. Maar de emotie van het ontwerpproces is belangrijk voor mij. Voor mij is ontwerpen nadenken over welk gevoel we willen overbrengen. En je moet af en toe uitzoomen. Hier zeggen ze dan: ‘Maar dat is keigoed, teken dat plan uit, we doen dat zo’, terwijl ik denk: ‘Nee, dat staat nog niet op punt daar zit nog geen verhaal in, het klopt nog niet’.  Bijvoorbeeld, we zijn nu bezig met een groot studentenhotel. Dat zijn heel lage budgetten per kamer, en wordt er meteen van uitgegaan dat alles in HPL moet, dat is een gewoonte. Maar dan denk ik, ‘nee, ik wil even de tijd nemen om te kijken of er geen alternatief is’, zoals in de kern gekleurde MDF, gevernist in plaats van er plastic op te plakken. Door even die tijd te nemen, bleek  het ook nog te kunnen binnen het budget. Door meerdere budgetrondes achteraf, werd er toch HPL gebruikt. En dat steekt wel, want dat is zoveel plastic. Dat is de realiteit van die scherpe budgetten, daar vallen soms zoveel mogelijkheden weg.”

Gerda: “Ik ben wel blij dat jij daar zo bewust mee bezig bent, en de jongeren in het algemeen. En als ontwerper heb je daar wel een verantwoordelijkheid in, want jij bent degene die de materialen kiest.”

Roxanne: “Ja, dat is wel waar, maar als ontwerper moet je je sowieso ook blijven bijscholen, je ogen blijven openhouden, blijven bijleren, met je beide voeten in de wereld blijven staan. Want je kan heel veel zaken duurzaam noemen. HPL is ook duurzaam in die zin dat het lang meegaat, als je het goed uitzet. Het is belangrijk dat je daar bewust mee bezig bent.

Ik vond dat goed dat al die docenten bij OHO ook in de praktijk staan, dat je van hen kon leren. Want wat ik ook merkte: in het middelbaar was ik een heel geïnteresseerde leerling, en ik stelde veel vragen, maar de leerkrachten waren daar niet altijd blij mee want die wilden zich strikt houden aan hun lessenpakket, en er niet van afwijken. Terwijl bij OHO was er ruimte voor vragen en kreeg ik telkens uitgebreid uitleg. Zij vonden dat leuk om hun vak en hun kennis te delen.”

‘Ik haal inspiratie uit banale dingen zoals gelatine.’

Gerda: “Iets anders: je ziet op je website dat je emotie legt in je visies en je bent ook erg poëtisch, waar haal jij je inspiratie vandaan?”

Roxanne: “Dat is een goede vraag. Een vriend stuurde mij foto’s door van gewone dingen die hij tegenkwam onderweg. En daar haal ook ik mijn inspiratie uit, uit de meest banale dingen. Van iets banaal iets interessant maken, dat is voor mij de kern van design. Ook in een paar objecten die ik ontworpen heb, is dat mijn startpunt geweest. Bij mijn afstudeerproef, (Hospitality- & retail design) die ik ook met Johan Walraevens heb gedaan, moest je ook de hele branding en strategie van een ontwerp bedenken. Eerst moest je een concept bedenken, en na veel ideeën kwam ik op mijn startpunt: gelatine, jelly: zo een banaal, maar zo een interessant product! Dan zocht ik naar strategieën: hoe kan ik dit product sexy maken. Ik heb alles onderzocht, de hele geschiedenis van gelatine: hoe het gemaakt is en waarvoor het diende, hoe het eruit zag. En dan dacht ik: wat zijn de huidige bewegingen of de toekomstige trends, en toen begon alles op zijn plaats te vallen, want ik kon daar zoveel aan linken: intrigerende vormen en bewegingen, body positivity, bubbles, vormen en begrippen die ook in liedjes terugkwamen maar ook in de typografie. Vervolgens heb ik een concept neergezet dat rond gelatine draaide. Ook bepaalde handelingen inspireerden mij, bijvoorbeeld het scheppen met een lepel in de blubberige gelatine. Dat heeft zoiets heel soepels, iets heel bevredigends. Zo heb ik een jelly-plateautje met een lepeltje ontworpen waarvan de vormen gebaseerd zijn op die handeling.

Eigenlijk moeten we minder achter onze computer zitten en minder op Pinterest scrollen want we zien allemaal dezelfde beelden. Inspiratie vind je niet – of vind ik toch niet – achter een computerscherm, maar met de beiden voeten in de wereld te staan en rond te kijken. Ook de vele reizen die ik maakte zijn altijd een grote bron van inspiratie geweest.”

De coco-kit: een designkaart voor cocaïne snuivers.

“Ik flirt ook graag met de randjes. Voor Johan moesten we een mes ontwerpen. Ik had veel toffe ideeën en ik dacht “wat is een mes, waarvoor dient dat?”, om te snijden en dingen van elkaar te scheiden. En dan heb ik mij afgevraagd met welke dingen scheidt je zaken van elkaar. Dat is niet alleen met een mes, maar ook een schaar, een steen,… er kwamen verassend veel objecten uit. Waaronder ook een bankkaart. Daarmee wordt coke van elkaar gescheiden om in lijntjes te leggen. Dit gebeurd dan vaak met een vuile creditkaart. Waarom niet met een luxe tool voor die bijzondere handeling? Ik heb mij daar helemaal in verdiept. Eerst was dat één kaartje, met de standaardafmetingen van een creditkaart, maar je kon kiezen: wat is uw snijrand, een ronde of een gekartelde, en wat is de handle, je kon je kaart helemaal personaliseren. Maar ik heb het ook verder uitgebreid en een kit gemaakt, de Coco-kit noemde ik het. Het is een plaat uit inox, een station, waar het kaartje is uitgefreesd en er perfect in past, dat kan je eruit duwen, en er zijn vijf lijntjes uitgefreesd en een buisje voor te snuiven.

Ik heb mij toen vaak moeten verantwoorden en wil nu ook even duidelijk stellen: ik doe geen drugs. Ik heb me verdiept in een idee en van daaruit is een heel cool object ontstaan. Het is een zwaar ding, heel fijn afgewerkt, ik heb er ook een hele shoot rond gedaan, en ik heb een cokebook gemaakt met allerlei recepten. Ik heb mij helemaal laten gaan enkel door me te laten inspireren door die handeling: het snijden. Ze zeiden dat ik het moest patenteren en op de markt brengen en ik heb het gepatenteerd. Maar om het op de markt te brengen is het te fragiel, daarvoor wil ik de juiste context vinden. Ik zie het eerder als een rock’n roll kunstobject, en niet zo zeer als een echt gebruiksvoorwerp, omdat ik zeker niet wil aanzetten tot drugsgebruik.”

Dat flirten, dat was altijd: het is erop of eronder, ofwel begrijpen ze het, ofwel haken ze af. Dat was zeker zo met die jelly shop. En er was nog zoveel om te kunnen tonen en aanraken, maar je moet op een bepaald moment afkloppen. Ik heb veel kunnen onderzoeken, ook dingen die ik niet heb kunnen gebruiken.”

 

Gerda: “Dat flirten zorgt ook dat er veel humor zit in je ontwerpen.”
Roxanne: “Ik vind het fijn dat je opmerkt dat er humor in mijn ontwerpen zit! Achteraf bekeken zit dat er inderdaad heel vaak in. Voor de jelly shop had ik ook een do-it-yourself kit ontworpen, met gelatine-poeder en een handleiding hoe je zelf je jelly maakte. Er waren verschillende smaken, allemaal genummerd. De shop heette one o one (101), en er waren 101 smaken. Van die DIY-kist was er een special edition; de Valentine edition, die kreeg uiteraard nr.69 met een bijhorende handleiding. Het was allemaal heel gesofisticeerd maar het had een humoristische inslag. Ja, die humor zit er altijd een beetje in. Ik neem het ontwerpproces wel heel serieus, maar ik wil niet dat mensen denken dat ik de waarheid in pacht heb.

Ik vond het heel fijn om mijn ideeën voor te leggen aan de begeleiders, en ik luisterde ook naar hun mening, maar ik deed wel altijd mijn eigen ding, ontwerpen blijft iets persoonlijks.”

‘Het mirakel na het uitvoeren, hoe heb ik dat op de wereld gekregen?’

Gerda: “Heb je nog andere leuke herinneringen aan de school?”

Roxanne: “Oh ja, de tafelopdracht, dat was ook zo’n toffe opdracht, de eerste opdracht waarbij we een object mochten ontwerpen, en een prototype van konden maken. En ook weer zo’n leuke tijd waarin ik me heb kunnen verliezen. Het ontwerp, het zoeken, het mirakel om het plots tastbaar in je handen te hebben: hoe heb ik dat op de wereld gekregen? En de fotoshoot errond, het boekje en de teksten, het gehele verhaal vormgeven… Dat zijn allemaal fijne ervaringen en herinneringen geweest.

Soms waren er ook minder leuke momenten. Het waren vier pittige jaren.”

Gerda: “Hoe zie je de toekomst in het interieurgebeuren en de designwereld?”

Roxanne: “Interessante vraag. Ik ben heel graag bezig met trends, maar dat is zo een fout woord. Een trend is het resultaat van wat er op een bepaald moment beweegt binnen de maatschappij, de nood en gevoeligheid die er heerst, of waar een generatie mee zit. Maar Ik denk dat we nog nooit een tijd hebben meegemaakt waar de trends zo vluchtig zijn als nu. Trends worden nu zo snel verzadigd, doordat ze zo hard & snel in sociale media kunnen circuleren. Soms duurt het maar twee weken en als iets verzadigd is, is het al niet meer cool. Je ziet dat heel erg in de mode. Wat ook een grote inspiratiebron is voor mij, zij zijn ook altijd een stapje voor en dat is een goede spiegel van bewegingen en stemmingen van wat er gaande is bij de mensen.

Als iets verzadigd is, is het niet meer relevant, want mensen willen uniek zijn, wat ook weer onzin is, want mensen willen tegelijk graag ergens bij horen. Maar ik denk dat er een tegenbeweging komt waarin ‘over-gedesignde’ dingen gaan passeren, en waarin spontaniteit de overhand zal nemen van het gecureerde.

De grootste kwaliteit van een ontwerper is empathie hebben, lezen wat er nodig is en gevoelig zijn voor wat er gaande is. Daarnaast en wat mij betreft secundair, staat gevoel hebben voor esthetiek en materiaalkennis. Ik zie hier veel trends passeren, maar eigenlijk moeten we meer blijven stilstaan en op een dieper niveau gaan nadenken.

Ik ben nog heel zoekende in deze job maar ik ben heel ambitieus. Ik vind de uitspraak ‘leven voor je werk’ niet per se negatief. Ik ben wel heel slecht in de balans tussen werk en leven, Maar als ik voor mezelf een job kan creëren waarin ik al mijn interesses en waardes terugvindt, en elke dag met enthousiasme en passie kan opstaan, dan lijkt leven voor je werk me heerlijk. Dat is nog een on-going (en misschien zelf ever-going) zoektocht.”

 

Gerda: “Is dat niet normaal dat je als ontwerper steeds zoekend bent?”

 

Roxanne: “Zeker, je moet jezelf altijd in vraag blijven stellen! Maar soms ben ik bang dat ik niet genoeg ruimte laat voor het zoeken. En ik heb niet veel geduld. De nieuwe generatie hecht veel meer belang aan vrije tijd en aan hun werkbalans. Werk is ook maar werk. Ik lees die rapporten over generatieverschillen en vind dat zaakvoerders hun bedrijfsstructuren moeten herdenken. Ik vind die beweging superpositief.

Ik kan wel relativeren. Het rare op school was dat punten behalen nooit mijn motivatie is geweest. Mijn motivatie was: ga ik kunnen overbrengen wat ik wil overbrengen? Dat is nog steeds zo, ik wil een resultaat kunnen afleveren, waarmee ik zelf ook tevreden kan zijn.”

 

Gerda: “Je hebt heel verfrissende inzichten en interessante visies maar ook hoe je trends beschrijft, analyseert en overbrengt. En zoals je zegt empathie en emotie zijn absoluut een meerwaarde in de designwereld. Maar humor is toch een belangrijke insteek voor jou zodat je ook je eigen ding kan doen, en je vrijheid behoudt. Blijven doen zou ik zeggen. Bedankt om je verhaal zo boeiend te vertellen. Maar ook vooral voor je tijd.”

Billie neemt ook afscheid van mij door kwispelend rond mij te lopen. Maar ze weet nog niet dat ik foto’s van haar zal maken. Roxanne en Billie zijn één team, dat zie je als ze voor de foto samen een moodboard maken en Roxanne de goedkeuring van Billie vraagt. Billie heeft tenslotte ook 4 jaar OHO meegemaakt, “een design-dog”. Tussen die twee is er alleszins een balans!

Gerda