Alumnus Maxim Lannaux

Maxim Lannaux, alumnus interieurvormgeving wordt architect maar zijn hart is nog steeds bij interieur.

Docent Gerda Van Wijck op stap – leestijd 11 min.

Geen zin of tijd om dit lange- maar zeer interessante – verhaal van Maxim te lezen ? Lees hier de 4 korte vragen die we Maxim stelden.

Gerda: “Dag Maxim. Jij hebt een bijzonder traject afgelegd: in de humaniora een opleiding binnenhuiskunst gevolgd bij Sint Lucas in Brussel. Vervolgens een interieuropleiding en uiteindelijk architectuur. Om te beginnen, waarom heb je voor je interieuropleiding Mechelen gekozen? “

Maxim: “Samen met een vriend die ook op Sint Lukas had gestudeerd, zijn we gaan kijken in Antwerpen en Gent en ook bij Thomas More in Mechelen. Die laatste sprong er het meeste uit omdat ze daar heel praktijkgericht lesgaven en minder conceptueel. Want van het conceptuele denken had ik in de humaniora genoeg gehad. Tijdens een opendeur dag in Mechelen zagen we concreet uitgewerkte ideeën, technische plannen en maquettes, duidelijke tekeningen, ook schetsen en voorontwerpen, dat boeide ons meteen. En ook de campus vonden we heel tof. Ik heb toen samen met mijn vriend, Corentin Lefebvre, beslist om hier les te gaan volgen en op kot te gaan.”

Maxim Lannaux oud- student 2018

Maxim Lannaux: “bij Thomas More waren wij een persoon en geen nummer”.

“De school in Mechelen vergelijk ik met een soort Bauhaus” 

 

Gerda: “Wat viel je op tijdens je opleiding?”  

Maxim: “Ik vond het heel fijn dat we bij Thomas More een persoon waren en geen nummer zoals in andere scholen. We kenden onze docenten met naam en omgekeerd, we konden met hen een echt gesprek voeren. De opdrachten waren heel duidelijk, je kon altijd vragen stellen en de docenten gaven steeds input en feedback, vooral in de praktijkvakken.  Maar ook de theoretische vakken vond ik boeiend, vooral hedendaagse kunstgeschiedenis, het vak dat Ilze Qaeyhaegens gaf, of cultuur- en meubelgeschiedenis dat Kris Mees gaf. In hun lessen leerde je dingen die bijbleven of die referenties werden omdat je later zaken herkende. Je leerde ook anders kijken naar zaken. Zoals de cursus over meubelgeschiedenis.  Er was bijvoorbeeld een les over alle soorten voeten onder een kast, doorheen de eeuwen: dat kon een bol zijn, een klauwvoet, een sierlijk pootje, dat zijn details die je later als referenties kan gebruiken. Het was heel inspirerend, maar het was geen gemakkelijk vak, het enige vak waar ik ooit een buis voor heb gehad, maar wel een van de boeiendste vakken. En hoe Kris lesgaf: begeesterend en met veel humor. Die uren vlogen voorbij. 

Ook de verplichte uitstappen met de docenten die Faydherbe academie organiseerde zijn mij bijgebleven. Ik herinner mij de inspirerende reis naar Bazel, het bezoek aan de Vitra campus en aan de kapel van Le Corbusier in Ronchamp. En ’s avonds gingen we iets drinken met onze docenten waardoor je hen op een andere manier leerde kennen. 

Vaak vertel ik tegen collega-architecten, dat je onze school in Mechelen een beetje kan vergelijken met het toenmalige Bauhaus. Er waren ook lezingen, de (W)interieuravonden of quiz avonden, of die filmavonden in cinema Paradiso en daarna hangen aan de bar in de foyer. Op de campus was er ook altijd de mogelijkheid om te werken, om met je laptop ergens te gaan zitten in de ateliers of foyer, of om samen te komen met vrienden voor een groepswerk, het was gewoon altijd gezellig en bruisend van activiteiten. Iedereen zei ook goeiendag, de docenten, de secretaresses, de poetsvrouw. Ha ja, en ook het werkhuis, en het Fablab waar Yves De Becker zat, iedereen hielp je direct.” 

Gerda: “Ik vind dat wel een groot compliment om onze school een soort Bauhaus te noemen! Na je interieuropleiding ben je architectuur gaan studeren, hoe kwam dat?” 

Maxim: “In mijn derde jaar moest ik een stageplaats zoeken, ik ben dan in de buurt waar ik woon gaan rondkijken en bij DMOA in Leuven terecht gekomen. Ze hadden nog nooit iemand met een interieurvormgeving opleiding gehad, ze hebben mij meteen aangenomen, en ik mocht onmiddellijk aan vergaande opdrachten werken.  Er zijn zelfs zaken uitgevoerd die ik toen als student heb bedacht en uitgetekend. Het kantoor was in opbouw, waarbij er nog geen keukens voorzien waren. Hieraan heb meegeholpen aan het ontwerp en de uitvoering, zo hielp ik mee in het bedenken en de uitvoering van de claustra wanden (zie foto). het was een heel praktijkgerichte en leerrijke stage. Toen ik afgestudeerd was in Mechelen, ben ik hier in de zomer nog wat komen werken. En toen besefte ik, dat ik misschien verder moest studeren. Ik vond het werk van de architecten interessant en merkte dat ik als interieurvormgever toch beperkt was in een aantal zaken. Ik mocht intussen al meewerken aan bouwaanvragen en aan architectuurplannen. Dat triggerde mij om architectuur te studeren. Willy Goossens mijn laatstejaars begeleider, had al eens laten vallen ‘probeer het anders eens’. Mijn maat Corentin met wie ik het hele traject al had afgelegd wilde het ook proberen. Ik had wel nog de toelating van thuis nodig om nog eens vijf jaar te studeren en op kot te gaan.” 

“Die praktijkvakken, dat ging ons goed af” 

 

Gerda: “Moest je de vijf volledige jaren doen? Had je geen vrijstelling?” 

Maxim: “Ja en nee. Er was o.a. één van de stabiliteitsvakken met veel wiskunde dat wij vreemd genoeg, als bachelor studenten niet hoefden te doen, wat wel een geluk was. En ook het eerste semester viel voor ons als interieurvormgevers geweldig mee.  De oefeningen en opdrachten lagen ons uitstekend. Door onze vooropleiding konden wij meteen alles digitaal omzetten: plannen met Vectorworks tekenen, renders maken, met Photoshop en Indesign presentaties maken. Dat was voor ons een fluitje van een cent, dat hadden we bij Thomas More geleerd. De andere studenten hadden nauwelijks met tekenprogramma’s gewerkt en zaten alles met karton te lijmen terwijl wij onze maquettes lieten laseren. Maar de tweede semester met vooral theoretische vakken was een ander paar mouwen! In een vijftal maanden tijd moesten wij àlle theorievakken van het eerste én het tweede jaar kennen. We kregen vier dagen per week les van ’s morgens tot ’s avonds wat resulteerde in een enorm studiewerk. Dat was echt pittig. De eerste twee jaren waren schakeljaren en dan was er een bachelor jaar met een bachelor proef en daarna nog de twee masterjaren. Maar door die praktijkvakken zijn we gewalst dat ging heel vlot, onze interieuropleiding vormde hier een goede basis tot een zelfstandige student. Met alleen mijn kunsthumaniora diploma zou ik het nooit gehaald hebben.” 

“Ik heb toen ook geleerd, als je echt iets wil dan kan je veel bereiken.”

Gerda: “Toch wel knap van jullie, jij en Corentin, om jullie zo te smijten, terwijl jullie niet zeker waren of het wel gaat lukken. Hadden jullie wat steun? “ 

Maxim: “Ja, van iemand die een jaar hoger zat, en die ook de interieuropleiding had gedaan, hoorden we dat het wel meeviel. En bovendien waren wij al een beetje meer matuur toen we eraan begonnen. We voelden ons zekerder, ook omdat we zoveel verder stonden dan die andere studenten. Het verschil was soms echt groot. En de theorievakken vielen uiteindelijk wel mee. Ik heb toen ook geleerd, als je echt iets wil dan kan je veel bereiken.  

En in dat eerste en ook tweede jaar merkten we wel dat het ons ding was.” 

Gerda: “Je hebt die vijf jaar dan vlotjes gedaan, en je bent nu nog met je stagejaren bezig, die doe je hier opnieuw bij DMOA?” 

Maxim: “Ja, gelukkig. Ik heb hier ook altijd kunnen blijven werken. Ook tijdens mijn studies architectuur. Ik heb mijn voltijdse opleiding gecombineerd met hier twee dagen te werken. Ik pendelde van Gent naar Leuven. Ik had ook een statuut van ‘student zelfstandige’, ik vond dat heel tof. Ik leerde mijn plan trekken, dus ik verdiende een beetje en vooral, ik kon hier ook altijd terecht met mijn vragen als ik iets niet begreep in de lessen.  

Gerda: “Je bent hier dan bijna kind aan huis?” 

 Maxim: “Haha, ja zo lijkt het wel. Het is hier een heel toffe werksfeer. Ik wilde hier niet echt weg en hier kan veel, we hebben heel uiteenlopende opdrachten en ook in verschillende stijlen omdat we hier elk ons eigen project krijgen toegewezen waaraan wij van begin tot einde aan mogen werken. We leggen zelf alle contacten met de opdrachtgever of bouwheer, tot uitvoerders en aannemers. En ik krijg hier de kans om architectuur te combineren met interieurontwerpen.” 

Maxim Lannaux werkt (voorlopig nog) bij DMOA

"Veel bureaus werken enkel masterplannen uit samen met projectontwikkelaars, daar zit nauwelijks interieur in."

Gerda: “Die kruisbestuiving is wel interessant, het feit dat je de twee disciplines kent interieur- en architectuur. Op welke manier gebruik je nu je kennis? Ben je architect of interieurarchitect?” 

Maxim: “Ik voel mij niet echt architect, ik voel dat mijn hart nog steeds bij interieur ligt. Als ik een plan begin te ontwerpen denk ik nog altijd: hoe kom ik binnen, waar ga ik koken, hoe kijk ik naar buiten. Ik ontwerp nog steeds van binnenuit. Soms ga ik te ver in detail, maar ik blijf het boeiend vinden. Het is niet alleen een architectuuropdracht zoals ‘dit is de gegeven oppervlakte en dat is het opgelegde programma, en dat moet nu allemaal in elkaar passen’. Ik weet dat het meer is. Hier op het bureau is het ook allemaal wel high end. Dus er is ruimte en tijd om de architectuur en het interieur samen te kunnen realiseren. Dat is niet op alle bureaus zo, vaak zijn het bureaus die enkel masterplannen uitwerken samen met projectontwikkelaars, daar zit nauwelijks interieur in. Uit een vorige werkervaringen heb ik mij gerealiseerd dat dit zeker mijn ding niet is.” 

Gerda: “Ik merk ook dat ze hier graag onderzoek doen en experimenteren met materialen?” 

Maxim: “Ja, dat is ook zo bijzonder aan dit bureau. Bijvoorbeeld de opbouw van de gevel van dit gebouw hebben ze zelf bedacht en helpen uitvoeren. Eerst hebben ze onderzoek gedaan naar speciaal zand uit een groeve in Dilbeek en dat gemengd met cement. Je ziet nu veel van die aangestampte leem, maar die brokkelt af. Bij dit materiaal zit er cement, eigenlijk is het een soort ‘stampbeton’. Ze zijn hier altijd op zoek naar andere materialen, andere toepassingen, en dat is heel leerrijk.  

Iemand die hier haar stage deed, had voor haar Masterproef een nieuwe techniek ontwikkeld om betonnen gevelelementen een unieke uitstraling te geven door de print van kartonnen panelen. Bij DMOA mocht ze dit toepassen in een verbouwing en herbestemming van een kapel, en daarmee heeft DMOA samen met de stagiaire de Henry Van De Velde prijs gekregen dit jaar. 

Het feit dat de vennoten van DMOA er ook in geloven en hun medewerkers kansen geven, zegt zo veel over dit bureau.” 

Gerda: “Ja, ik vind dat ze ook zeer visionair zijn, ik herinner mij een soort shelter, of tijdelijke schoolgebouwtjes die ze konden inzetten voor internationale hulporganisaties?” 

Maxim: “Ja, de Maggie Shelter, dat heeft veel prijzen gewonnen. Ik heb daaraan meegewerkt tijdens mijn zomerstage, toen ik net afgestudeerd was in Mechelen. 

Het idee is ontstaan door de vennoten en medewerkers. Ze wilden een deel van de omzet van het bureau investeren in een humanitair doel dat ze zelf konden bepalen en uitwerken. En dat zijn die shelter schooltjes geworden. Omdat ik er mee aan had gewerkt en gebouwd mocht ik mee naar Kameroen om zo’n shelter te helpen opbouwen. Dat was echt een mooie ervaring. Daarna ben ik ook mee naar Irak en Kenia gegaan, allemaal nog tijdens mijn studententijd.  

Het gebouwtje bestaat uit een stevige modulaire constructie met een bepaald opbouwsysteem en lijkt een beetje op een tent maar het is steviger, ook al is het voor tijdelijk gebruik. Het project gebeurt nu in samenwerking met ngo’s en met giften. Maar ze proberen nu tijdens de bouw of verbouwingen van scholen hier bij ons (in Herent, Leuven, Wilsele), die shelters tijdelijk in te zetten i.p.v. container klasjes. De scholen betalen daarvoor huur en met dat geld krijgen de shelters daarna een nieuw leven op plaatsen waar ze echt nodig zijn. Het is nu uitbesteed aan een vzw en er is iemand permanent mee bezig om die constructie-methode verder te verbeteren. (https://www.maggie-program.org)

Maggi Shelter in Kameroen

Gerda: “Zijn jullie ook bezig met het ecologisch gebruik van materialen?” 

 Maxim: “Ja, ik probeer dat wel te introduceren in het interieur met bijvoorbeeld gerecycleerd plaatmateriaal, of met biomateriaal. Maar de klanten moeten hiervoor openstaan. Dat begint stilaan te lopen, we hebben nu toch al een klant die hiervoor wil gaan.  

Ik merk wel dat ze bij het ontwerpen van een gebouwschil hiermee al verder staan. We zijn samen met het bureau Kamp C gaan bezoeken, en voor een meditatiecentrum hebben we veel kalk en hennep gebruikt voor de wanden, cellulose in het dak en verder gebruiken we veel droogbouwssytemen. Het is wel duurder allemaal. Maar er is een kentering bezig, de keuzes van materialen zijn meer doordacht. Maar de interieurbouw zelf blijft een vervuilende sector. Als je ziet hoeveel snijafval er van plaatmateriaal komt! Of die verpakking in plastic, in karton en nog eens een plastic bescherming eromheen! Je ziet vaak op een bouwwerf hoeveel verpakking er achter blijft. We moeten hierover meer nadenken. Ik miste dat wel een beetje in mijn beide opleidingen. Ik besef ook dat de verloningsdruk in de sector hoog is en ook de tijdsdruk, er is vaak geen tijd om op zoek te gaan naar alternatieven of om testen te doen.” 

Gerda: “Je hebt heel het traject van het middelbaar tot nu samen met je maat Corentin gedaan. Jullie hebben nog steeds een goed contact, werken jullie ook nog samen aan projecten?” 

Maxim: “Ja, we zien elkaar regelmatig. Corentin doet zijn stage in Gent. Maar we zijn bezig om samen een schrijnwerkerij op uit te bouwen. Zijn vader is schrijnwerker in Mechelen. Het is de bedoeling dat we op termijn samen gaan werken. En dat we ook samen architectuur en interieur gaan combineren. We hebben voor DMOA twee keukens op maat ontworpen en uitgevoerd in een herbestemming van een kapel als uitkijkplatform.  Ook wel een bijzondere opdracht. Het is een project van de provincie West-Vlaanderen om uitkijkplatforms te laten ontwerpen door verschillende ontwerpbureaus en deze Sint-Annakapel is er zo een. Het is een uitkijkplek maar ook een ontmoetingsplek voor de buurt waar wij de inrichting, de keukens dus, hebben ontworpen en gerealiseerd. En dat is ons goed bevallen, dus we hopen in de toekomst nog meer projecten samen te kunnen realiseren.” 

 

Herbestemming voor de Sint-Annakapel in Dentergem, ontwerp DMOA, uitvoering interieur Maxim Lannaux en Corentin Lefebvre.

“De Deense ontwerper Finn Yuhl die zijn grondplannen en doorsnedes nog opwerkte met aquarel, dat vind ik gewoon prachtig!”

 

Gerda: “Om af te sluiten, wat zijn jouw inspiratiebronnen? Of wat inspireert jou?”

Maxim: “Voor mij zijn dat vooral architecten die ook bezig zijn met het interieur. Bijvoorbeeld Juliaan Lampens, die eerder ‘conceptuele’ architectuur creëerde, maar altijd samen met het interieur. En Vincent van Duysen die sowieso veel aandacht heeft voor interieurs. Of Le Corbusier die ook meubels ontwierp kan mij inspireren. Of het echtpaar Eames en de Case Study Houses. Hoe zij die woning hebben ontworpen is totaal anders dan wanneer een architect dat zou ontwerpen. En ik zoek vooral inspiratie in boeken. Ik koop veel boeken, vooral tijdens de opleiding architectuur werden wij verplicht om bepaalde boeken aan te kopen, en die ook te bekijken én te lezen. Boeken over architectuur of ook meubelboeken bijvoorbeeld over de ontwerper Finn Yuhl. Als ik die fijne pentekeningen zie, interieurplannen die werden opgemaakt met aquarel, dat vind ik gewoon prachtig. Er zijn veel klassiekers bij, maar ik haal er altijd dingen uit die mij inspireren op dat moment.

Maar puur architectuur boeit mij niet. Iemand zoals de architect Zumthor, zijn vader was schrijnwerker en dat merk je in zijn ontwerpen, zo verfijnd en ambachtelijk.

Ik word ook geïnspireerd door de toepassing materialen in hun pure vorm, bijvoorbeeld toepassingen van hout. Dat kan je niet fijn gebruiken tenzij als fineer, wat toch wat kunstmatig aanvoelt. Maar hout is erg dankbaar en zo kan je door een bepaald materiaal te gebruiken de ruimte een heel andere sfeer geven.

Wat ik ook bijzonder vind is als je met een ander oog kijkt naar een planontwerp van een collega die bijvoorbeeld vast zit, het hele ontwerp plots kan wijzigen. Dus dat je collega’s inspirators zijn of omgekeerd.”

Gerda: “Gewoon samen brainstormen is ook mekaar prikkelen, inspireren.”

Maxim: “Ja, op kalkjes beginnen krabbelen, of, zoals Willy Goossens mijn begeleider in Mechelen deed op boterhammenpapier. Die trok dan grote lijnen met een dikke pen. Hij krabbelde er zoveel op dat ik er niet meer aan uit kon. Hij zei altijd “Koop een rol boterhammenpapier en begin te schetsen”. Ik gebruik nu wel kalkpapier want zo’n rol is toch moeilijk mee te nemen, en kalkjes zijn wat netter.”

“Blijven gaan, durven vragen.”

Gerda: “Maxim, wat wil jij de huidige studenten nog meegeven?” 

Maxim: “Blijven gaan! Want het is wel een intense opleiding in Mechelen. En ook als je later nog een andere studie wil doen, zeker proberen. En in jezelf geloven en leren van je omgeving, veel vragen stellen, want je kan niet alles weten, het is een vakgebied waar zoveel kennis voor nodig is en als je die ervaring nog niet hebt kan je beter overleggen met mensen met kennis. Of met een aannemer, want daar leer je ook veel van. En open staan voor nieuwe dingen en niet jouw visie altijd willen doorduwen. Niet te snel tevreden zijn. 

Ik heb veel geleerd door tijdens mijn studies architectuur te blijven werken op een bureau, dat was een groot voordeel. Want op school leer je enkel de theorie. De praktijk, het echte werk, leer je toch op een werf, of als je de uitvoeringsplannen moet maken voor een echte realisatie. Dan komt er toch nog een laagje bovenop terwijl je dacht dat alles af was…”   

Gerda: “Bedankt om zo enthousiast te vertellen over je eigen traject dat je hebt afgelegd. Ik wens je heel veel succes in je verdere loopbaan!” 

 

Maxim voelt zich echt helemaal thuis in het bureau van DMOA, hij toont mij zijn werk dat klaarligt op zijn bureau want straks komen er klanten.  

En toch heeft hij plannen, om samen met zijn maat een eigen bureau te starten, om ook uitvoeringen te doen, een schrijnwerkerij erbij te nemen of een atelier om meubels te maken, dat zouden ze nog graag doen. Maar het blijft niet bij een droom want het bureau en atelier bevindt zich al in Antwerpen, tegen volgend jaar kunnen hij en Corentin er stilletjes hun ideeën en ontwerpen laten rijpen. Hopelijk zien we er snel de vruchten van!

Ik wens hen héél veel succes!