Deevie Vermetten, Oskar Vermeylen en Filip Van Bavel.

De Fermetti boys

Docent Gerda Van Wijck gaat op stap – leestijd 11 min.

Oskar Vermeylen en Filip Van Bavel, beiden afgestudeerd in 2012, en Deevie Vermetten, oud VOMO-student van 2005, samen runnen ze niet één bedrijf, maar twee bedrijven: Atelier Belge en Fermetti. Hun bureau en atelier vonden een thuis in Wechelderzande.

De rechte steenwegen van de Kempen leiden me langs dorpen, lintbebouwing en typische Kempische landschappen. Een bosweg brengt me naar Fermetti, een bescheiden bedrijf in Wechelderzande. Het pand valt op door een aantal elementen: naast het bedrijf staat een bungalow, de conciërgewoning, volledig in aluminium en blijkt de woning van Deevie te zijn. Door de reflectie van het omringende groen lijkt het gebouw één met de natuur. Voor het atelier staan rode picknicktafels en stoelen, een subtiele uitnodiging voor voorbijgangers.

In het atelier word ik verwelkomd door Oskar, die me meteen koffie aanbiedt en me rondleidt. Het was ooit een Joodse diamantenslijperij met meer dan 120 werknemers, maar na jaren leegstand kreeg het een nieuw leven. Grote vergeelde foto’s herinneren aan die tijd, een contrast met de moderne invulling. Nu staan er machines, zoals een CNC-machine voor o.a. het frezen van hout & aluminium, en is er opslag voor plaatmateriaal. Ook is er een multifunctionele ruimte voor feesten, optredens en tentoonstellinkjes, een fijn extra voor de jonge creatievelingen die hier werken. Binnenkort organiseert Deevie en zijn vrouw er een culturele activiteit, je vindt alles terug op www.diamantfabriek.be.

Oskar Vermeylen: “Na mijn stage ben ik hier blijven hangen en heb ik de eenmanszaak Atelier Belge opgericht. “

Deevie: “In 2006 ben ik volledig zelfstandig gegaan en heb ik Fermetti opgericht, eerst als eenmanszaak, later met personeel. Ik kocht dit pand van een Joodse familie in 2018 en ben hier begonnen. In 2012 kwam Oskar erbij en in 2018 Filip.”

We hebben wel eens gedacht aan investeerders, maar we willen onze eigenheid niet verliezen. Dat zou impact hebben op de creatieve dynamiek hier.

 

Even later schuiven Filip en Deevie aan in een vergaderbox, midden in de grote open ruimte. De drie mannen gaan meteen enthousiast in gesprek: Oskar filosofisch, Filip aanvullend, en Deevie pragmatisch.

Gerda: “Hoe is dit allemaal begonnen? En dan bedoel ik: jullie drie, hier samen.”

Deevie: “Na mijn studies in 2005 ben ik in bijberoep gestart in 2006 als zelfstandige. Een jaar lang werkte ik bij Wigwam design, maar gaandeweg kreeg ik steeds meer eigen opdrachten. In 2006 ben ik volledig zelfstandig gegaan en heb ik Fermetti opgericht, eerst als eenmanszaak, later met personeel. Ik kocht dit pand van een Joodse familie in 2018 en ben hier begonnen. In 2012 kwam Oskar erbij en in 2018 Filip.”

Oskar: “Filip heeft eerst nog een master in Antwerpen afgewerkt. Ik heb de VOMO opleiding nog gedaan. Mijn stage heb ik hier bij Deevie gedaan. Eigenlijk had ik al vóór mijn studie in Mechelen met hem gesproken, want in Westmalle kent iedereen elkaar. Deevie was heel enthousiast over de school in Mechelen en dat gaf me vertrouwen. Na mijn stage ben ik hier blijven hangen en heb ik de eenmanszaak Atelier Belge opgericht. Nadat ik samen met Deevie de AB in Brussel heb gedaan hebben we er een bv van gemaakt. In 2018 hebben we Filip erbij gehaald als ontwerper. Op school deden we al veel opdrachten samen en dat liep altijd vlot. Ik wist dat het een goede match zou zijn, dus ik heb Deevie overtuigd om hem erbij te nemen.”

Filip: “En sindsdien zit ik met die twee sjarels opgescheept!”

Gerda: “Ja, dat kun je wel zeggen! Over jullie bedrijven: Fermetti neemt opdrachten aan voor particulieren enBtoB projecten, maakt maatmeubilair en eigen ontwerpen. Maar wat is precies het verschil met Atelier Belge?”

Oskar: “Atelier Belge is een ontwerpstudio die zich richt op productontwikkeling en serieproductie. We focussen minder op maatwerk en meer op het ontwerpen van producten die in oplage gemaakt kunnen worden. Onze klanten zijn architecten, projectontwikkelaars en vooral onze eigen webshop. Vroeger verkochten we ook via winkels, maar dat doen we nu minder. De grote internationale designmerken domineren de markt en maken het moeilijk voor kleinere labels.”

Filip: “Elke winkel heeft bijna dezelfde internationale collectie, en wij zitten daar dan als klein Belgisch label tussen. We hebben een unieke stijl en zijn sympathiek als lokaal merk, maar het blijft een uitdaging.”

Gerda: “Dat is jammer, want er zijn hier zoveel goede ontwerpers in België. Maar ik neem aan dat je dan flink moet investeren?”

Oskar: “Ja zeker, en ook voorfinancieren. Een product ontwikkelen duurt gemiddeld tweeënhalf jaar. We proberen dat te doen, want we hebben genoeg ideeën, maar het gaat traag. We hebben wel eens gedacht aan investeerders, maar we willen onze eigenheid niet verliezen. Dat zou impact hebben op de creatieve dynamiek hier.”

Gerda: “Iets anders: hoe hebben jullie de opleiding in Mechelen ervaren?”

Oskar: “Ik kwam van een sociaal-technische richting, dus vooral in het eerste jaar was het wennen, vooral de manier van denken. Het is alsof je een nieuwe taal leert, een compleet andere manier van kijken en redeneren. Uiteindelijk moet je daar gevoel voor hebben, anders komt het niet binnen. Daarna heb ik de VOMO-opleiding gevolgd, en dat was echt mijn ding. Daar heb ik mezelf gevonden. Doordat ik in mijn derde jaar stageliep bij Deevie, die ook VOMO had gedaan, kreeg ik vanzelf interesse om datzelfde traject te volgen.”

Gerda: “En zijn er leuke herinneringen aan de school of aan docenten?”

Oskar: “Er hing sowieso een familiale sfeer op school. Je mocht de docenten met hun voornaam aanspreken, dat was iets wat we in het middelbaar niet kenden. En het samenwerken in duo’s vond ik ook heel tof, want dat is hoe het er in de praktijk ook aan toegaat. Hier in het atelier is dat net zo: een project komt tot stand door samen te werken, niet door in je eentje achter een bureau te zitten.”

Deevie: “Ja, in Gent was dat ook zo. Je bouwde een hechte band op met je studiegenoten en docenten. Je moet een klik hebben, anders werkt het niet.”

Filip: “Sommige docenten zowel van Mechelen als Gent komen hier nog steeds over de vloer, de Roeland Tweelinckx, de Patrick Reuvis… We organiseerden hier eens een vinylbeurs en Patrick kwam ook langs. James van Vossel komt geregeld met een prototype of een ander project.”

Oskar: “En herinneringen? Die hebben we genoeg! De feestjes bijvoorbeeld. Daar leerden we de ‘zatte Patrick’ kennen. Maar omgekeerd leerde hij ons ook op een andere manier kennen. Ik zat op kot met Mike, die ook VOMO deed, en hij nam me mee naar de befaamde VOMO-feestjes. En in mijn eerste jaar gaf Roeland de remix-oefening, en ik kreeg een discussie met hem. Hij nam me mee naar Patrick, en daar stond ik dan, als eerstejaars, voor ‘de koning van de remix’. Ik kende Patrick al voor ik überhaupt met VOMO begon! En dan waren er nog die experimenten met acrylone, iemand van VOMO zat daar op kot mee te knoeien. Dat soort dingen maakte de sfeer ook.”

Je moet een klik hebben, anders werkt het niet.

Hier bij ons geven we hun een kans, omdat er weinig plekken zijn waar ze terechtkunnen. Maar je moet er tijd in steken, en soms is dat niet rendabel. Het blijft een moeilijke balans. Je kunt ook niet verwachten dat ze meteen op hetzelfde niveau zitten als wij.

Gerda: “Wel fijn dat je al wat voorbereid was op wat er ging komen. En na jullie studies, het koude water in?”

Oskar: “We merkten vooral dat we weinig hadden meegekregen over hoe je een zaak runt. Bij VOMO maak je bijvoorbeeld een prototype, en dan stopt het… terwijl het dan net zou moeten beginnen. Eigenlijk zou daar bijna een extra opleiding van twee jaar op moeten volgen, waarbij je in het tweede jaar op zoek gaat naar een uitvoerder.”

Deevie: “Klopt. Een jaar ontwerpen, plus een korte stage, dat is erg beperkt. Daar ben je weinig mee. Studenten productontwikkeling gaan veel verder, die opleiding duurt ook langer en geeft hun meer tijd om echt een product door te ontwikkelen.”

Filip: “Ik herinner me nog dat je bij Meubel en Bouw kon kiezen, maar dat was toen enkel een kijkstage. Daar had je eigenlijk niks aan, je moest gewoon een verslag schrijven. Ik deed die stage bij docent Lucas, die gelukkig wél begreep wat de opleiding inhield. Hij nam ons mee naar vier werven, maar dat was het dan ook.”

Deevie: “In Gent duurde de stage tweeënhalve maand. Hoe korter de stage, hoe minder ervaring je opdoet. En dat zie je ook bij pas afgestudeerden: ze kunnen moeilijker ergens terecht omdat ze te weinig praktijkervaring hebben. Hier bij ons geven we hun een kans, omdat er weinig plekken zijn waar ze terechtkunnen. Maar je moet er tijd in steken, en soms is dat niet rendabel. Het blijft een moeilijke balans. Je kunt ook niet verwachten dat ze meteen op hetzelfde niveau zitten als wij.”

Gerda: “Time is money tegenwoordig.”

Filip: “Zeker. En uitvoeringstekenen is ook een groot struikelblok. In de praktijk is dat totaal anders dan wat je op school leert. Een plan dat naar het atelier gaat, moet technisch volledig uitgewerkt zijn, tot in de kleinste details. Dat is cruciaal voor de machinale uitvoering. En dat is ook waarom ik ervoor koos om nog verder te studeren in plaats van meteen te gaan werken. Ik voelde dat ik nog niet klaar was. De opleiding in Mechelen gaf een goede basis, maar dat schakeljaar was eigenlijk een herhaling, ‘a walk in the park’, zeg maar.”

En het houdt het voor onszelf ook interessant. Aluminium is veelzijdig, maar door polyester te gebruiken kunnen we veel meer met kleur spelen. Voor mij begint het altijd in het atelier, fysiek bezig zijn met het materiaal. Ontwerpen en uittesten gaan hand in hand.

Gerda: “De meeste studenten bij ons dromen ervan om een eigen zaak te starten, maar daar komt zoveel meer bij kijken. Hoe verliep dat bij jullie?”

Oskar: “Wij hebben een cursus gevolgd bij AMS (Antwerp Management School, een opleiding in business management). Er zijn genoeg mogelijkheden om het zakelijke aspect van een bedrijf op te starten via bijscholingen. Ik ben meteen zelfstandige geworden, en die eerste stappen zijn best zoeken, zeker als je niet uit zo’n ondernemersmilieu komt. Mijn ouders waren allebei leerkrachten, dus ik had daar geen voorbeeld aan. Maar Deevie had al wat ervaring, en dat hielp natuurlijk.”

Gerda: “Jullie werken met een breed scala aan materialen: aluminium, polyester, hout. Hebben jullie dat op school geleerd, of zijn jullie zelf specialisten geworden in materiaalonderzoek?”

Oskar: “Ons bureau ligt vol stalen van nieuwe materialen die we ergens zijn tegengekomen en hebben vastgehad. We vertrekken altijd vanuit het materiaal. In plaats van een materiaal toe te wijzen aan een project, draaien wij het om. Dat is onze manier van werken geworden.”

Deevie: “En het houdt het voor onszelf ook interessant. Aluminium is veelzijdig, maar door polyester te gebruiken kunnen we veel meer met kleur spelen. Voor mij begint het altijd in het atelier, fysiek bezig zijn met het materiaal. Ontwerpen en uittesten gaan hand in hand.”

Oskar: “Wat we op school wél geleerd hebben, is voeling krijgen met materiaal. We moesten maquettes en prototypes maken, echt uitproberen en voelen wat je ontworpen had. Iemand als Rudy Respeel van het werkhuis was daarin echt een zegen. Hij experimenteerde constant met technieken op minder voor de hand liggende materialen, zoals flokken of acrylone. Die link met het werkhuis vonden we een enorme meerwaarde. Ik was er heel graag, daar mocht je doen wat thuis niet mocht.”

Deevie: “Ik deed dat thuis wél, tot grote ergernis van mijn vader. Die riep dan: ‘Mijn hout!’”

verschillende opdrachten

Verschillende interieurprojecten

Gerda: “Gingen jullie vaak naar de materialenbibliotheek?”

Oskar: “Heette dat toen niet de Documentatiecel?”

Gerda: “Ja, nu heet het de What’s_On. We focussen daar nu sterk op circulaire materialen. Zijn jullie daar ook mee bezig?”

Deevie: “Minder dan we zouden willen. Het interesseert ons enorm, maar het blijft een lange zoektocht. We experimenteren bijvoorbeeld met verpakkingen in mycelium, maar dat staat nog in de kinderschoenen. Het is supermoeilijk, een echte uitdaging. Er moet dringend een alternatief komen voor het polyester waarmee wij veel werken.”

Oskar: “Wat ook duurzaam is, is aluminium, daar werken we ook veel mee. Het is een prachtig materiaal. Het behoudt zijn waarde en sterkte, en de levensduur is ongelooflijk lang. Als je er zuiver mee werkt, zoals bij de Totem-reeks, krijg je een mooi, degelijk product. En het materiaalverlies is minimaal. Dat is ook een oefening in kosten en baten. Nu zijn we bezig met een Totem-keuken.”

Gerda: “Ja, die Totem-keuken is prachtig. Vertel eens over de Totem-keuken.”

Oskar: “Er staat hier een scale-up van onze Totem collectie de Totem-keuken, de vormgeving is gebaseerd op de Gulden Snede en Fibonacci sequentie. Het is ook een synergie van atelier Belge en Fermetti. We hebben het concept keuken eens herbekeken. We ontwikkelden een modulair systeem dat niet alleen horizontaal werkt, maar ook in de hoogte. Er is zelfs een module op wielen om de kookdriehoek zelf te bepalen. De reeks loopt goed, we hopen er iets commercieels mee te doen. We zijn er wel fier op.”

Gerda: “Terecht! En jullie werken ook veel met polyester? Kan dat gerecycleerd worden?”

Deevie: “Er zijn weinig echte alternatieven. We hebben al twaalf jaar geleden geëxperimenteerd met biohars, maar dat gaat mega traag en heeft niet dezelfde levensduur. Er zijn gewoon nog geen natuurlijke vervangers, zeker niet voor microplastics. Uiteindelijk kom je toch weer uit bij zuivere materialen zoals hout en aluminium. Dat brengt ook eenvoud in het ontwerp. Maar je wilt natuurlijk ook een spannende vormentaal behouden. En nu speelt zelfs de discussie of je nog wol of leer mag gebruiken, omdat het dierlijke materialen zijn. Dat vraagt allemaal enorm veel tijd. Onderzoeken naar alternatieve materialen zijn bijna doctoraatsstudies. En polyester recycleren, dat is heel lastig. Na verloop van tijd breekt het af door UV-licht, en omdat er glasvezel in zit, kan je de materialen niet scheiden. Maar het heeft wel een lange levensduur.”

De Totem-keuken: de vormgeving is gebaseerd op de Gulden Snede en Fibonacci sequentie.

Totem kitchen

Het is door die synergie van ons drie, dat is de enige verklaring, en dat werkt goed, die samenwerking.

Gerda: “Als ik jullie website bekijk, jullie volgen ook niet echt een trend, en de kleuren spatten ervan af, jullie gebruiken een eigen stijl.”

Oskar: “Het is door die synergie van ons drie, dat is de enige verklaring, en dat werkt goed, die samenwerking.”

Gerda: “Hebben jullie elk een eigen specialisatie?”

Oskar: “Dat was vroeger zo, maar nu loop dat door elkaar, want je kan bij elkaar even overleggen. Of aftoetsen met iemand die er verstand en gevoel voor heeft, dat stelt je dan gerust.”

Deevie: “Ja, door samen te werken stimuleren we elkaar en we vinden het ook sowieso belangrijk. Vooral ook het samenwerken met de mensen van het atelier, we proberen iedereen te betrekken. Ik vind dat totaal niet tof als je ploegskes hebt van het bureau, het atelier, de plaatsers.” 

Oskar: “Als je ziet wie hier allemaal werkt, ook in het atelier, ze hebben allemaal een soort opleiding in vormgeving gehad: de Camiel heeft houtbewerking gedaan, maar zijn moeder is interieurarchitect. En Casper Pellens die recent ook VOMO heeft gedaan en Pieter Bruurs die interieurvormgeving in Mechelen heeft gevolgd, werken ook bij ons. Het zijn allemaal mensen die bezig zijn met creëren, vormgeven.”

Interieur Fermetti kantoor

Gerda: “Het zit echt in het DNA van jullie bedrijf, vormgeving, samenwerking en jullie amuseren. Tot slot, hebben jullie nog een boodschap voor onze studenten?”

Deevie: “Dat ge u gewoon moet smijten maar met de nodige passie!”

Oskar: “Ja, en dat passie echt alles is. Dat hebben we op school ook meegekregen. Achter alles moet een idee zitten, maar uiteindelijk draait het nog altijd om de zoektocht naar schoonheid. Dat bestaat al duizenden jaren. Grote ideeën veranderen, maar mooie dingen blijven. Schoonheid is iets eenvoudigs, iets gevoelsmatigs. Die zoektocht op zich is al genoeg. We proberen trends te vermijden, maar natuurlijk word je beïnvloed. Door muziek, film, kunst… Dat kan niet anders. Alleen, als je je laat leiden door trends, zet je jezelf vast. Trends hebben een houdbaarheidsdatum. Kijk naar kunstenaars en architecten die tot lang na hun pensioen doorgaan, omdat die zoektocht naar schoonheid nooit stopt. Het wordt een manier van leven.”

Met deze mooie filosofische beschouwing over schoonheid rond ik ons gesprek af.

Filip demonstreert trots de keuken, terwijl ik foto’s maak. De details, grepen, scharnieren, materialen zoals aluminium, zijn goed doordacht. Ik vraag om een groepsfoto, maar ze hebben er net een gemaakt voor het bedrijf, met alle werknemers en o.a. met oud-studenten Casper en Pieter. Ze sturen de foto later door.

Vrijdagmiddag, dan loopt de week ten einde. Iedereen verzamelt rond de Totem-keuken, perfect als toog voor een Westmalle. Pieter belt, hij heeft net een plaatsing afgerond. Even groeten, en ja, hij drumt nog steeds bij Equal Idiots, ze touren zelfs internationaal.

Een jonge, dynamische bende. Dit is de droom: een eigen bedrijf met je vrienden.

Onder de noemer Diamantfabriek vzw organiseert Deevie en enkele andere vrienden vier keer per jaar een culturele activiteit. Op 7 juni 2025 organiseren ze een optreden. Iedereen is welkom (99 tickets beschikbaar), kaarten via www.diamantfabriek.be.